Een roman met de Europese Unie in de hoofdrol. Klinkt niet erg spannend, maar dat is De Hoofdstad van de Oostenrijkse auteur Robert Menasse wel degelijk. Vier jaar lang heeft Menasse zich ondergedompeld in het Brusselse leven, om vat te krijgen op de radartjes van de Europese Unie. Met De Hoofdstad geeft Menasse een inkijkje in het reilen en zeilen van het centrum van de Europese macht. Een uniek en knap gestructureerd boek, dat EMMA’s Ton Baetens, Jan Maessen en Anne Betting met veel plezier en verwondering hebben gelezen. Ton, Jan en Anne bespreken drie leidmotieven van het boek. 

Identiteit

Menasse speelt in De Hoofdstad op meesterlijke wijze met verschillende perspectieven. Het verhaal is opgehangen aan zes hoofdpersonages en een aantal tot in de puntjes uitgewerkte bijfiguren. We maken kennis met Martin Susman en Fenia Xenopoulou (Xeno), twee ambtenaren bij de hoofddirectie Cultuur van de Europese Commissie. Met Alois Erhardt, een Oostenrijkse emeritus hoogleraar staathuishoudkunde en lid van de denktank ‘New Pact for Europe’. Met David de Vriend, een dementerende holocaust overlevende. En met Mateusz Oswiecki , een Pools oud-seminarist en lid van de geheime dienst en Émile Brunfaut, commissaris van de Brusselse politie. 

De zes personages lijken in eerste instantie weinig met elkaar te maken te hebben, maar gedurende het verhaal blijken hun verhalen ingenieus met elkaar verbonden te zijn. Een thema dat telkens terugkomt is identiteit. Wie ben ik? Wat determineert mij? Waar wil ik heen? 

Martin Susman voelt de wrijving tussen zijn boerenafkomst en zijn rol als beambte bij de Europese Commissie. Zijn ouders en broer, hardwerkende Oostenrijkse varkenshouders, hebben hem in staat gesteld om te studeren en in Brussel aan de slag te gaan. Maakt dat hem nu verplicht de belangen van de varkenshouders te verdedigen in de Europese Commissie? Zijn familie vindt van wel. Ook beschrijft Menasse op prachtig hoe de dementerende David de Vriend worstelt met de vraag of hij zichzelf ziet als Holocaust slachtoffer of als mens. Ook bij Xeno zie je de identiteitsstrijd terugkomen. Deze Grieks-Cypriotische voelt zich bovenal Europeaan. Echter, om  meer kans te maken op een goede functie binnen de Commissie zou ze haar Cypriotische nationaliteit moeten aannemen. Dit lijdt tot een innerlijke tweestrijd: om Europeaan te worden en te blijven, moet ze zich administratief beperken tot één nationale identiteit. 

Het idee van de Europese Unie is gegrondvest op het idee dat in deze unie alle nationale kleur vervalt en alle nationaliteiten met elkaar verbonden zijn. Mensen zouden zich in de eerste plaats Europeaan moeten voelen. Menasse laat echter zien dat ook binnen de EU nationale identiteit een van de belangrijkste ordenende principes is. Hij beschrijft de eeuwige ‘strijd’ tussen de ambtenaren die in dienst zijn van de Commissie en de ambtenaren die vanuit hun lidstaat voor de Commissie werken. De paradox tussen nationale en Europese belangen zit dus niet alleen verankerd in mensen, maar ook in de instituties zelf. Menasse laat zien hoe lastig het is om ons los te zingen van ons nationaal systeem en ons nationaal belang. 

Durf om anders te denken

Het spanningsveld tussen het veilig volgen van de gebaande paden en de durf om fundamenteel anders te denken, is een tweede leidmotief. Zo zie je bij Alois Erhardt, lid van een academische denktank over de toekomst van Europa, de wil om fundamenteel naar het construct dat de Europese Unie is te kijken, waarbij hij geen enkel heilig huisje spaart. Hij verwijt andere academici dat ze niet verder komen dan geneuzel in de marge. Niemand durft baanbrekende voorstellen te doen, omdat deze geen draagvlak zullen vinden bij de lidstaten en al te radicale voorstellen funest zijn voor academische geloofwaardigheid. Dit leidt ertoe dat iedereen zich conformeert aan dat wat enigszins haalbaar is en fundamentele verandering dus uitblijft. 

Erhardt weet dat als hij zijn radicale ideeën over de toekomst van Europa deelt, dit zijn laatste optreden in academische kringen zal zijn. Dit weerhoudt hem er echter niet van zijn radicale plan te verkondigen. Menasse beschrijft ze hoe hiermee de idealist overwint in zijn innerlijke strijd, maar de inhoud van zijn betoog desalniettemin ten onder gaat aan het meedogenloze systeem. 

Door de ogen van Erhardt laat Menasse zien dat het binnen instituties veel durf en volharding vraagt om buiten de lijntjes te kleuren. De tweestrijd wordt ook voor de lezer pijnlijk duidelijk; durf jij die idealist te zijn die radicale verandering aankaart of kleur je binnen de lijntjes uit angst om te verliezen wat je hebt? 

Systeembureaucratie 

Ook de systeembureaucratie wordt door Menasse beschreven; hilarisch en confronterend. De barokke Italiaan Romolo Strozzi is een schoolvoorbeeld van iemand die de werking van het systeem tot in de puntjes doorheeft en daarmee de macht in handen houdt. Strozzi is kabinetschef van de voorzitter van de Europese Commisssie en weet precies hoe hij alle ideeën die hem niet aanstaan kan laten vastdraaien in de stroperige machinerie van Europa. 

Aan de andere kant draagt Menasse idealisten als Erhardt en politiecommissaris Brunfaut aan. Zij willen verandering en openheid en weigeren de paden te volgen die het systeem hen voorlegt. Een nobel streven dat uiteindelijk wordt neergesabeld door de tentakels van het systeem. Zo blijkt de macht uiteindelijk te liggen bij diegenen die zich de spelregels van het bureaucratische systeem volledig eigen hebben gemaakt.

Tot slot 

Menasse geeft met De Hoofdstad een veelomvattend beeld van de stand van zaken in Europa. Hij laat zien hoe de grondvesten waarop de Europese Unie is gebouwd steeds wankeler worden. Dat de droom van een Europese Unie waarin de nationale kleur vervalt en eenieder zich Europeaan voelt, verder weg lijkt dan ooit. Menasse lijkt te pleiten voor een herwaardering van de ‘zachte’ kant van de Europese Unie. Het idee dat de EU vooral bestaat om vrijhandel mogelijk te maken, moet plaatsmaken voor een meer idealistische focus op identiteit en verbondenheid. Alleen zo kan de belofte van de EU worden waargemaakt: ‘Nooit meer Auschwitz’.  

Gemaakt door
Foto van Ton Baetens. Ton is een witte man met golvend kort zwart haar, donkere ogen en een donker baardje. Hij draagt een zwarte bril en heeft verder een wit overhemd aan en een donkergrijze colbert.

Ton Baetens

historicus & bestuurskundige - tegendraads - partner EMMA
Ruimte en Wonen
Foto van Jan Maessen. Jan is een witte man met kort donkerblond haar en bruine ogen. Hij draagt een wit overhemd en een taupe colbert.

Jan Maessen

politicoloog - resultaatgedreven - partner EMMA
Bestuur en Democratie
Ruimte en Wonen