Meer dan 25 gemeenten hebben in hun nieuwe coalitieakkoord het voornemen uitgesproken om ergens de komende vier jaar een burgerberaad te organiseren. Deze bestuursperiode lijkt daarmee een serieuze experimentfase te worden voor dit relatief nieuwe democratische instrument. Adviseur Lea Klarenbeek reflecteert op de praktische dilemma’s die langskomen bij de organisatie van een burgerberaad, en biedt wat eerste handvatten om deze het hoofd te bieden.  

Een burgerberaad is niet zomaar een participatieproces, en het realiseren ervan vraagt veel van een organisatie. De verwachtingen van wat het burgerberaad ons moet brengen, zijn ongekend hoog. Politicologen en filosofen zeggen het al jaren: burgerberaden hebben grote potentie als aanvulling op onze representatieve democratie. Want:
 

  1. Burgerberaden zouden kunnen leiden tot beter beleid. Ze kunnen een stem geven aan mensen wiens perspectieven minder gehoord en gezien worden, waardoor we problemen in de samenleving beter begrijpen, en met betere oplossingen kunnen komen. Bovendien sluiten deze oplossingen beter aan bij wat burgers willen en zijn daarmee dus democratischer. Daarnaast hoeven de deelnemers van een burgerberaad niet herkozen te worden, en zullen zij daarom minder geneigd zijn om enkel in kortetermijnoplossingen te denken.
     
  2. Burgerberaden kunnen een positief effect hebben op deelnemers: door op gelijkwaardige voet met elkaar in gesprek te gaan groeit wederzijds begrip, en kunnen mensen zich beter identificeren met hun medeburgers. Ook kunnen deelnemers van alles leren van hun deelname: over het onderwerp, maar ook over hoe democratie en besluitvorming werkt. Sommige wetenschappers noemen burgerberaden ook wel ‘een school voor democratie’.
     
  3. Burgerberaden zouden een positief effect hebben op de relatie tussen deelnemers en overheid. Doordat een overheid een deel van haar besluitvormingsmacht uit handen geeft, voelen burgers zich meer gezien en gehoord. De legitimiteit van de overheid, en van ons democratisch stelsel als geheel, zou hierdoor kunnen toenemen.

Dat is nogal wat, en het legt een grote verantwoordelijkheid bij de organisatie van een burgerberaad. Want, zelfs al hoeft misschien niet elk beraad al deze positieve uitkomsten te realiseren, het succes van een burgerberaad valt of staat bij de vele praktische keuzes die bij het ontwerp en de uitvoering ervan genomen worden. Sterker nog: een slecht georganiseerd burgerberaad kan ook juist negatieve effecten hebben. Een gebrekkige selectie van deelnemers kan de stem van mensen die toch al goed hoorbaar zijn, verder versterken. Onzorgvuldig vormgegeven deliberatie kan onbegrip tussen mensen vergroten, en het politiek zelfvertrouwen van deelnemers ondermijnen. En als de uitkomsten van het burgerberaad niet serieus worden opgepakt door de overheid, kan een beraad afbreuk doen aan het vertrouwen in de overheid en democratie.

Dus, hoe doe je dat: een proces opzetten dat recht doet aan die grote beloftes en idealen? Op welke criteria loot je een representatieve groep burgers om mee te praten over een onderwerp? Hoe zorg je ervoor dat iedereen zich comfortabel voelt om mee te praten tijdens een bijeenkomst met wildvreemden? Hoe informeer je deelnemers van een burgerberaad op een onafhankelijke manier over verschillende perspectieven op een vraagstuk, waar soms ook veel technische kennis bij komt kijken?
 

Praktische dilemma’s bij een burgerberaad: in de praktijk 

Stel je voor: je organiseert een burgerberaad over de energietransitie. Er zijn 5 bijeenkomsten en het gaat over een technisch onderwerp. Deelnemers hebben daarom een basiskennisniveau over warmteoplossingen nodig om goed mee te kunnen praten. Enkele organisatorische dilemma’s die hier uit voortkomen:

Hoeveel van de beschikbare tijd geef je aan experts, om deelnemers te informeren?

- Wanneer weten mensen genoeg om dit gesprek te kunnen voeren?

- Hoe zorg je dat je genoeg tijd over houdt voor de kern van het burgerberaad: deliberatie tussen deelnemers?


Hoe zorg je ervoor dat de beschikbare informatie zorgt voor een gelijkwaardige kennispositie voor deelnemers onderling? Niet iedereen zal alle informatie even goed kunnen volgen. Het geven van meer technische informatie, kan leiden tot meer ongelijkheid tussen deelnemers.

Hoe vind je een balans tussen informatie en experts die deelnemers kunnen helpen, maar niet sturend zijn op de inhoud?


Het werk van wetenschapper Graham Smith biedt hulp bij het inzichtelijk maken van deze dilemma’s. In zijn boek Democratic Innovations noemt hij vier uitgangspunten waar democratische processen als een burgerberaad aan zou moeten bijdragen, om daadwerkelijk positieve effecten te hebben:
 

  1. Inclusiviteit: kan een beraad zorgen voor meer politieke gelijkheid?
     
  2. Effectieve zeggenschap: in hoeverre hebben deelnemers invloed op uiteindelijke besluitvorming?
     
  3. Weloverwogen oordeelsvorming: krijgen deelnemers de kans om een onderwerp te doorgronden en om elkaars perspectieven te begrijpen?
     
  4. Transparantie: is er openheid over de rol van het burgerberaad richting deelnemers, en richting de bredere samenleving?

Bij het organiseren van een burgerberaad is het zaak om constant in de gaten te houden hoe de praktische keuzes die je maakt, invloed hebben op het realiseren van deze uitgangspunten.
 

Om terug te komen bij het voorbeeld uit het kader:

Geef deelnemers inspraak in welke experts aan het woord komen, en hoe veel van de beschikbare tijd zij in beslag mogen nemen. Zo geef je deelnemers zeggenschap over de indeling van het proces, en kunnen ze zelf aangeven wat zij nodig hebben om tot een weloverwogen oordeel te komen.

Zorg dat de informatie zo toegankelijk mogelijk is voor alle deelnemers. Denk hierbij na over de vorm waarin de informatie wordt aangeboden (niet enkel nadruk op taal), maar ook hoe de informatie goed kan aansluiten bij de leefwereld van verschillende deelnemers. Alleen dan leidt de informatie tot meer politieke gelijkheid binnen het proces.

Wees transparant richting deelnemers over de keuzes die je maakt bij het uitnodigen van experts. Waarom kies je voor deze mensen? Waar zouden zij de deelnemers mee kunnen helpen? Maar ook: welke pet hebben deze experts op? Informatie is nooit volledig objectief. Dat is niet erg, zolang je hier eerlijk over bent naar deelnemers, en ze blijft aanmoedigen om tot eigen inzichten en oordelen te komen.