Uit onderzoek blijkt dat 1 op de 20 Nederlanders met depressie worstelt. Hiermee is het de belangrijkste reden voor ziekteverzuim. Ik sprak met Sophie (om privacyredenen is haar naam gefingeerd), een vrouw van 25, over haar ervaringen met depressie. Over haar worsteling, haar opname en hoe ze haar leven langzaam weer op de rit krijgt.

Als je Sophie ontmoet, krijg je niet de indruk dat depressie zo’n groot onderdeel van haar leven is. Ze is hoogopgeleid, komt zelfverzekerd over en ziet er verzorgd uit. Toch blijkt het tegendeel waar: depressieve klachten spelen al jaren een rol in haar leven. Het begon allemaal tijdens de puberteit. ‘Als pubermeisje had ik eigenlijk best een onbezorgd leventje. Ik was weleens onzeker, maar daar stond tegenover dat ik goede cijfers haalde, een leuke vriendinnengroep had en opgroeide in een liefdevolle familie. In die tijd kwamen dingen me min of meer aanwaaien, echte moeite hoefde ik zelden te doen.’

‘Maar toen op mijn vijftiende bij mijn moeder borstkanker werd geconstateerd, kwam ik in één keer met beide benen op de grond te staan. Daar waar mijn moeder zich sterk hield en zich niet liet kisten, raakte ik steeds meer in mezelf gekeerd. Ik praatte niet over mijn gevoelens. Omdat we thuis in een lastige situatie zaten, wilde ik mijn ouders niet ‘lastigvallen’ met mijn problemen. Dus kropte ik alles op’.

Depressie is de belangrijkste reden voor ziekteverzuim: 1 op de 20 Nederlanders worstelt ermee.

Het opkroppen van gevoelens bleef ze in de daaropvolgende jaren doen. Ze ontwikkelde een eetstoornis en zonderde zich meer en meer af van de buitenwereld. Sophie: ‘Hierdoor belandde ik in een depressie. Ik ging nog wel naar school, maar als ik thuiskwam, ging ik slapen, had ik eetbuien, of was ik bezig met het plaatsen van berichten op mijn blog. Daar schreef ik hoe ik mijn werkelijk voelde. Anoniem, door middel van citaten: ‘’She was tired. Physically and mentally. She wanted to close her eyes and never open them again.’’ Uitspraken die ik in “het echte leven” niet durfde te delen.’ 

Op haar negentiende was Sophie er klaar mee om zich dag in dag uit slecht te voelen. Ze zocht hulp en werd doorverwezen naar een polikliniek voor eetstoornissen. Daar volgde ze groepstherapie en leerde ze omgaan met haar stoornis en de onderliggende problemen. Het contact met lotgenoten was voor haar belangrijk: ‘De herkenning en erkenning van groepsgenoten maakten dat ik mijn eigen gedachten, gevoelens en gedragingen beter ging begrijpen.’

Je kiest er niet voor om ziek te worden, maar je kan er wel voor kiezen om beter te worden.

Toch was deze therapie niet voldoende om Sophie uit haar dal te trekken. ‘Twee jaar geleden bereikte ik een dieptepunt. Ik zat zo slecht in mijn vel, dat ik in een heuse crisis belandde. Op dat moment dacht ik: als er nu een auto op me af komt rijden, zal ik niet rennen of huilen, maar gewoon blijven staan. Ik zag het leven niet meer zitten en van mij mocht het ook voorbij zijn.’ Een jaar na deze crisis heeft Sophie zich klinisch laten opnemen om voor eens en voor altijd af te rekenen met de problemen die ze had. Nu, bijna vier maanden na de opname, gaat het beter dan ooit.

Sophie vindt het belangrijk dat mensen hun ogen niet sluiten voor depressie. Dit heeft ze overigens zelf ook moeten leren. Ze vertelt dat het taboe voor haarzelf in eerste instantie net zo groot was als voor de buitenwereld. Het is voor haar belangrijk om haar verhaal te doen en bij te dragen aan het bespreekbaar maken van depressie. ‘Probeer jezelf of die ander te helpen door te praten over jouw of zijn/haar gevoelens. Hoe moeilijk dat ook is. Wat mij persoonlijk ook heel erg heeft geholpen, is het aangaan van lotgenotencontact. Het is fijn om mensen om je heen te hebben die je begrijpen en bij wie je aan een half woord genoeg hebt. Tot slot wil ik zeggen: je hoeft je niet te schamen. Je kiest er namelijk niet voor om ziek te worden, maar je kunt er wél voor kiezen om beter te worden’.