De term ‘moreel trauma’ krijgt onder psychologen steeds meer aandacht. Behandelaren focussen daarbij vooral op individuele gevoelens van schaamte en schuld. Het is echter belangrijk om ook te kijken naar de invloed van de sociale omgeving – die is namelijk mede bepalend voor het ontstaan van moral injury, zegt sociaal psycholoog en onderzoeker Hans te Brake.

Stel, een groep Nederlandse militairen vertrekt in 1949 uit Indonesië. Een van hen stapt niet op de boot naar Nederland met zijn collega’s, maar vertrekt in een raket naar de maan waar hij de rest van zijn leven blijft. De vraag is: kan de militair daar in zijn eentje een moreel trauma ontwikkelen?

Moreel dilemma

‘Op die vraag is niet zomaar antwoord te geven,’ vertelt Hans te Brake. Hij is sociaal psycholoog en senior beleidsadviseur en onderzoeker bij Arq Kenniscentrum Impact. Samen met collega en historicus Bart Nauta schreef hij de verkenning De collectieve kanten van moral injury (pdf, 324 kb). ‘Een moreel dilemma ontstaat door ‘cognitieve dissonantie’: de waarden die je hebt meegekregen vanuit je opvoeding, of bijvoorbeeld vanuit de organisatie waarin je werkt, stroken niet met een handeling die je uitvoert. Meestal lost zo’n dilemma zich vanzelf op, maar in enkele gevallen is het zo heftig dat er klachten ontstaan: dit wordt wel een moreel trauma genoemd.’

 

Belang sociale context

Hans denkt dat zo’n moreel trauma zich, los van de sociale context, in een individu kan ontwikkelen. ‘Door voortschrijdend inzicht kan de militair op de maan na verloop van tijd gaan denken: “Wat heb ik eigenlijk gedaan?”.’ Maar, ziet Hans, meestal is de sociale context juist wél bepalend voor het ontstaan van een moreel trauma. ‘Volgens sommige mensen is die context zelfs noodzakelijk. In de term “moreel” zitten immers al collectieve factoren verstopt: moraal verwijst naar handelingen die als wenselijk worden gezien door de sociale context.’

Verschuivende collectieve normen

Tijdens het symposium ‘Moreel trauma: van dilemma tot psychotrauma’ dat Arq dit najaar organiseerde, vertelde Froukje Demant, senior onderzoeker bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei, over een Joodse familie die in de jaren ’30 in Duitsland woonde. Zij waren bevriend met, en geliefd bij, veel buurtgenoten. Naarmate het fascisme voet aan de grond kreeg, zegden steeds meer buurtgenoten de vriendschap met de familie op. Slecht één goede huisvriend bleef hen onvoorwaardelijk steunen. Totdat hij plotseling de oudste zoon met een smoes de straat op lokte en overleverde aan Duitse militairen.

De collectieve kanten van moral injury

De lering die we uit dit verhaal kunnen trekken, vertelt Froukje, is dat collectieve normen kunnen verschuiven. ‘Handelingen die we nu voor onmogelijk houden, zoals de zoon van een goede vriend aan de vijand verraden, kunnen in de loop van de tijd normaal worden.’ Daardoor is er geen sprake van cognitieve dissonantie: we kunnen dingen doen die niet stroken met de manier waarop we zijn opgevoed, zonder dat we in een moreel dilemma terecht komen. ‘Zo’n verschuiving van collectieve moraal gaat heel geleidelijk en verloopt grillig.’

Verschuiving van collectieve moraal gaat geleidelijk en verloopt grillig

Andersom kwamen de Nederlandse militairen uit Indonesië terug als helden, maar werden zij in de loop van de tijd gezien als oorlogsmisdadigers. Velen van hen hadden op het moment van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog – en de politionele acties – al twijfels over de handelingen die ze moesten uitvoeren. Maar voor sommigen ontstonden pas later, door de verschuivende collectieve normen in Nederland, morele dilemma’s en mogelijk trauma’s. Hetzelfde geldt voor de verrader van de Joodse familie in 1944: toen later, na WOII, de collectieve normen weer verschoven, kan hij in theorie alsnog een moreel trauma ontwikkeld hebben.

Grip krijgen op klachten

‘De vraag is nu’, vertelt Hans te Brake, ‘welke factoren – naast collectieve normen – nog meer van invloed zijn op morele dilemma’s. Er is meer onderzoek nodig om grip te krijgen op het proces dat leidt naar klachten.’ De onderzoeker betwijfelt of het zinnig is om “moreel trauma” als aparte klinische term te beschouwen. ‘Het is nog maar de vraag of er een substantieel verschil is tussen “normaal” en moreel trauma. Alle trauma’s zijn anders. Mensen hebben klachten, en er is behandeling op maat voor nodig.’ Wel ziet Hans dat behandelaren misschien een aparte groep klachten kunnen onderscheiden die ontstaan door cognitieve dissonantie. ‘Dat kunnen we dan inderdaad “moreel trauma” noemen.’

Maak morele dilemma’s bespreekbaar

Uit onderzoek blijkt dat sommige mensen vatbaarder zijn voor (morele) trauma’s dan andere, vertelt Hans. ‘Op basis van hun karakter of ervaringen eerder in hun leven. Maar je kunt niet voorspellen welke mensen na bepaalde gebeurtenissen klachten zullen ontwikkelen, en welke niet.’ 

Sommige mensen zijn vatbaarder voor (morele) trauma’s dan andere

Wel kunnen organisaties anticiperen op de mogelijke ontwikkeling van klachten na morele dilemma’s. ‘In het omgaan met schokkende gebeurtenissen is veerkracht een belangrijk begrip. Veerkracht hangt samen met de steun van je sociale omgeving. Als iemand zich gesteund voelt door familie, vrienden, leidinggevenden, maatschappij, dan zal hij in de meeste gevallen herstellen van ingrijpende gebeurtenissen.’

Mensen in een omgeving waarin morele dilemma’s een grote rol kunnen spelen – denk aan militairen, politie, brandweer, maatschappelijk werkers – hebben er daarom baat bij dat die dilemma’s bespreekbaar worden gemaakt. Hans: ‘Als werkgever kun je het beste zorgen voor een sfeer waarin dilemma’s en schuldgevoelens bespreekbaar zijn. Dat voorkomt dat werknemers blijven zitten met soms onzichtbare schuldgevoelens en de bijbehorende klachten van een moreel trauma.’